Staat van crisis
Het gaat niet goed met de textielrecyclingindustrie in Nederland, zegt mede-eigenaar en corporate communications executive Mariska Boer tegen MT/Sprout. “Ik zou liever een vrolijker verhaal vertellen, maar de realiteit is dat ons verdienmodel onder druk staat. Dat geldt niet alleen voor Boer Group, maar voor de hele sector.”
Boer is ook voorzitter van de Vereniging Herwinning Textiel (VHT), die de afgelopen maanden meerdere keren de noodklok luidde. Volgens de belangenvertegenwoordiger verkeren de textielrecyclingindustrie en in het bijzonder de sorteerbedrijven in een ‘staat van crisis’.
Meer kopen, meer weggooien
Deskundigen onderschrijven de problematiek. “De sector staat gigantisch onder druk”, zegt Kim Poldner. Ze is lector circular business aan de Haagse Hogeschool en bijzonder hoogleraar circulaire en regionale economie aan de Universiteit van Groningen. “Een belangrijke oorzaak is de razendsnelle opkomst van fast fashion en met name ultra fast fashion. Die hebben een enorme verschuiving in het modelandschap veroorzaakt.”
Uit onderzoek blijkt dat het aantal kledingaankopen per persoon tussen 2000 en 2014 wereldwijd met 60 procent is toegenomen, terwijl die items slechts half zo lang worden bewaard. En toen moest de ‘wegwerpmode’ van de Chinese kledingreuzen Shein en Temu nog komen: met een jaaromzet van 45 miljard dollar is eerstgenoemde Zara-eigenaar Inditex (35,9 miljard) en H&M (21 miljard) inmiddels in grootte voorbij.
Wat dat met ons consumptiegedrag doet? Tegenwoordig koopt de gemiddelde Nederlander zo’n 46 nieuwe items per jaar en gooit er 40 weg. Poldner: “En wat in die bakken belandt, is van steeds mindere kwaliteit.”
Niet in de textielbak, maar op Vinted
Dat doet ertoe omdat de sector juist daar zijn geld mee verdient. Het verdienmodel is heel simpel, schetst Charles Graft, directeur bij stichting Sympany. “We zamelen afgedankt textiel in, sorteren het en verkopen het per kilo. De opbrengst zit in het verschil tussen de in- en verkoopprijs, minus de gemaakte kosten.”
Items die op de West-Europese markt afgezet kunnen worden – denk aan een goeie Levi’s 501 spijkerbroek – leveren logischerwijs het meest op. “Dat aandeel is fors afgenomen, ook omdat mensen dat soort stukken tegenwoordig liever via Vinted verkopen.” Kleding die minder mooi of hip is – ook de tweedehandsmarkt kent trends – belandt via opkopers in het tweedehands circuit in Oost-Europa, Afrika en Zuid-Amerika.
Zes jaar geleden werd 84 procent van alle in Nederland ingezamelde kleding geëxporteerd (Massabalans Textiel 2018). Dat aandeel krimpt rap nu er steeds meer kleding van Shein en Temu in de textielbakken wordt gegooid, zegt Boer. “Qua hergebruik is daar niets mee aan te vangen. Recycling is ook geen optie, want de kleding is grotendeels van polyester en er zijn nog geen goede technieken om dat op grote schaal te recyclen.”
‘Fast fashionwoestijn’
Niet alleen de instroom vertroebelt, ook de afzet stokt, zegt Graft. “Dat begon met de oorlog in Oekraïne, net als Rusland een grote afnemer. We hebben ook last van de onrust in de Sahel-landen en daarnaast is door het conflict tussen Israël en Hamas, en de aanvallen van de Houthi-rebellen op de Rode Zee, ook de Arabische markt verstoord. Onrust betekent minder liquiditeit. De geldstromen zijn gewoon opgedroogd.”
Ander punt is dat sommige landen, zoals Oeganda, de afdankertjes uit het Westen niet meer willen hebben. Omdat de instroom de lokale textielindustrie in de weg zit of alsnog als afval eindigt – berucht is de ‘fast fashionwoestijn’ in Chili.
Of ze vervangen de westerse kleding voor iets anders, ziet Mariska Boer. “Wij krijgen meer en meer te maken met concurrentie van goedkoper tweedehands textiel uit China en bovendien winnen Shein en Temu ook terrein in onze afzetmarkten.”
35 miljoen kledingstukken over
Het gevolg is dat de verkoopprijzen voor gesorteerde tweedehands kleding in de eerste helft van 2024 met meer dan 30 procent zijn gedaald, blijkt uit cijfers van VHT. Als het al verkocht wordt, want de voorraden zijn volgens de brancheorganisatie ‘extreem’ opgelopen.
Ook textielinzameler Sympany kampt met een overaanbod, vertelt directeur Charles Graft. “Onze voorraad is 30 procent hoger dan normaal, dat gaat over 2 tot 3 miljoen kilo textiel extra. We zijn veel geld kwijt aan extra opslagruimte in een tijd waarin de kosten al fors stijgen, want de minimumlonen zijn ook verhoogd. Sorteren is mensenwerk, het wordt grotendeels handmatig gedaan.”
Aankoopprijs omlaag
De sector probeert de regie terug te pakken. Door processen efficiënter in te richten en strakker op de kosten te zitten; zo onderzoekt Boer Group of een deel van het sorteerwerk naar Oost-Europa kan worden verplaatst. Maar omdat het proces nu eenmaal arbeidsintensief is, is de belangrijkste knop waaraan gedraaid kan worden die van de aankoopprijs.
Inzamelaars betalen om textielcontainers in gemeenten te mogen plaatsen. Op zich is dat logisch omdat afgedankt textiel, hoewel het wettelijk gezien afval is, allesbehalve waardeloos is. Zo’n aanbieding gaat meestal naar de hoogste bieder: om een aanbesteding binnen te krijgen, drukken partijen elkaar de markt uit, schreef Trouw eerder dit jaar.
Nu de markt op zijn gat ligt, gaat die vlieger niet meer op, zegt Graft. “We zijn met onze partners in gesprek gegaan om te kijken of we dat niet anders kunnen inrichten. Dat zij de transportkosten op zich nemen, bijvoorbeeld. Een aantal gemeenten is heel schappelijk, die denken echt met ons mee.”
Boer: “Om concurrerend te blijven, móét de inkoopprijs omlaag. In de huidige situatie zouden gemeenten ons eigenlijk moeten betalen om het textiel over te nemen, niet andersom.”
De vervuiler betaalt
Op recent geïntroduceerde wetgeving die de circulaire economie moet aanzwengelen, de UPV Textiel, zijn de marktpartijen kritisch. De wet is sinds juli 2023 van kracht en maakt modemerken en retailers verantwoordelijk voor de afvalfase van de kleding die ze in Nederland op de markt brengen. Ze moeten jaarlijks verslag doen van de hoeveelheid textiel die ze verkopen en aantonen wat er met het restmateriaal gebeurt.
Ook worden ze verplicht een systeem op te zetten om meer kleding in te zamelen, meer hergebruik mogelijk te maken en meer te recyclen. Dat moeten ze zelf financieren, volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. Inmiddels zijn er drie stichtingen opgericht die dat als collectief willen faciliteren.
De bekendste is Stichting UPV Textiel, geïnitieerd door brancheorganisaties Modint en Inretail, waaraan de 600+ deelnemers jaarlijks een bijdrage leveren, afhankelijk van het aantal verkochte kilo’s. Daarnaast zijn producentenorganisaties European Recycling Platform Netherlands en Collectief Circulair Textiel actief.
Systeem overeind houden
Hoeveel geld er op die manier exact beschikbaar komt en hoeveel daarvan richting de bestaande infrastructuur gaat vloeien, weten Boer Group en Sympany niet. “Terwijl we die support hard nodig hebben om het systeem overeind te houden”, zegt Boer. “Het gaat ons veel te langzaam.”
“Ik snap het ergens ook. Modebedrijven hebben het al moeilijk genoeg, die zitten niet te wachten op nog meer administratie en financiële rompslomp. Mijn indruk is dat ze de boel bewust vertragen. In hun positie had ik misschien hetzelfde gedaan.” Graft knikt: “Ze hebben er niet zoveel mee te winnen, hè? Het model van reuse en recycling druist dwars tegen hun verdienmodel in.”
Hoogleraar Poldner onderschrijft het probleem. “De UPV Textiel is nog steeds niet goed van de grond gekomen. Dat er drie producentenorganisaties zijn opgetuigd, omdat niet iedereen het eens is met de voorwaarden van Modint en Inretail, helpt ook niet.”
“Op zich heb ik vertrouwen in de UPV als instrument. Als de marktpartijen de krachten bundelen om beter en efficiënter in te zamelen en daarvoor een aanvullende pot geld beschikbaar komt, kan de wet wel degelijk verschil maken. Maar het landschap is versnipperd geraakt, terwijl de nood nu zo hoog is.”
Businessmodel omgooien
De financiële steun is namelijk ook nodig om tijd te kopen. Tijd om het businessmodel om te gooien, welteverstaan. De industrie moet wel, stelt Graft. “Nu is 75 procent van de kleding die we inzamelen herdraagbaar, maar met de verslechterende kwaliteit van de aanvoer verwacht ik dat dat gaat terugvallen naar 30 tot 40 procent.”
Daarom zet Sympany sterker in op recycling. De stichting heeft sinds 2020 een belang in de Twentse startup Saxcell, een spin-off van hogeschool Saxion, dat een methode ontwikkelde om door middel van chemische recycling nieuwe vezels te maken van afvalkatoen.
Boer Group bewandelt dezelfde weg. Zes jaar geleden lijfde het concern textielrecyclingbedrijf Frankenhuis in. Met oog op de toekomst, blikt Mariska Boer terug. “We sorteerden met deze overname voor op een groter aandeel recycling.” Sindsdien wordt er in Almelo hard aan de weg getimmerd – naar eigen zeggen verwerkt Frankenhuis 600.000 kilo ‘post-consumer’ textiel per maand tot vulmateriaal en nieuwe vezels – maar het probleem is dat niemand het eindproduct wil hebben.
5 procent is genoeg
Frankenhuis heeft een eigen merk van gerecyclede garens, FFIBR. Daar is volgens Boer op dit moment simpelweg geen vraag naar, omdat het voor modebedrijven nog altijd goedkoper is om zogenaamde virgin materialen te gebruiken. Wetgeving is de enige oplossing, stelt ze.
Vorige maand is de Ecodesign for Sustainable Products Regulation (ESPR) in werking getreden in Europa. Lidstaten hebben twee jaar de tijd om de richtlijn in nationale wetgeving om te zetten. “Maak het als onderdeel van de ESPR verplicht dat 5 procent van de gebruikte materialen uit post-consumer textiel moet bestaan. 5 procent, dat is genoeg om het vliegwiel aan te zwengelen.”
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op MT/Sprout.