web statistics
Skip to main content

Milieu en Politiek

 

ATELIER lovely shawls: ONTWERPEN MET PASSIE.

Wij vinden het belangrijk om een uniek aanbod te hebben. We doen niet mee met de eenheidsworst in het modebeeld en vinden het belangrijk dat alle kleine persoonlijke bedrijfjes blijven bestaan. Wat blijft er nog over in de meeste winkelcentra? Juist, alleen de grote ketens/grootwinkelbedrijven die ervoor zorgen dat we allemaal hetzelfde gekleed gaan. Je ziet dezelfde bedrijven overal ter wereld. Saai. Wij houden niet van deze saaie eenheid. We vragen ons af of we dat echt allemaal willen. Massaproductie staat niet in ons woordenboek. Wij bieden betaalbare luxe. Al onze tevreden klanten zijn ons visitekaartje...

occupy

De crisissen gaan maar door. Eerst de bankencrisis , daarna de coronacrisis. En wat nu nog meer... Klimaat en bestaanszekerheid etc... 

Desondanks blijven we massaal ons geld brengen naar de grootwinkelbedrijven, degenen met een beursnotering (al het geld blijft geconcentreerd bij de happy few, die 1 % van de wereldbevolking, the VERY RICH, mensen die toch al niks meer nodig hebben). Deze happy few heeft straks alles in handen en met het grote geld ook de politiek in de zak. Dus, stom genoeg, zorgen we (wijzelf, de resterende 99%) zelf voor onze "ondergang". Bovendien zijn we allemaal klonen van elkaar: allemaal hetzelfde goedkope jurkje of sjaaltje van een warenhuis omdat het zo goedkoop is. Het besef dat dit op de lange duur wel eens heel erg duur zal komen te staan voor ons allemaal, en vooral voor onze kinderen, dringt langzaam maar zeker tot ons allemaal door... De crisis zal sporen achterlaten. Wij moeten bij elkaar gaan kopen en ruilen etc etc.. De enige manier om het tij te keren... SHOP LOCAL... Dit kan ook via webshops in je eigen land. Kijk goed waar de webwinkel gevestigd is en laat je niet bedotten. Shop local. Hou het geld in je eigen eerlijke omgeving. Ik merk dat het makkelijk is om bedot te worden: een nederlandse naam voor een website maar de producten komen uit verwegistan en worden veel te laat of nooit geleverd. Ik kijk altijd op trustpilot of recensies van bedrijven (ik heb geen trustpilot maar je kunt bij mij op allerlei andere manieren checqen of ik echt ben. Mijn naam bv alleen al,  die vind je overal op social media en het WWW). Maar vooral kijk ik altijd of ik het adres op de website kan achterhalen. Laatst zag ik een louche webshop met een telefoonnummer wat maar bestond uit 9 cijfers. En later een andere website die erop leek met hetzelfde foute telefoonnummer maar andere naam. Een onduidelijk adres in Tjechië en ga zo maar door. Ik heb bv op alle social media pagina's: dat op zich is al veel betrouwbaarder. Alle voornoemde dingen samen in ieder geval ook en als de producten te goedkoop zijn om waar te zijn, doe het niet. In 99% van de gevallen ben je je geld gewoon kwijt.

 

Wij werken graag met natuurlijke stoffen, tegen de algemene trend van steeds meer kunststof in de kleding. We lazen het volgende artikel: "Kust bedreigd door wassen polyester kleding". Daarna een artikel over de goedkope prijzen van textiel ten koste van...

MILIEU en POLITIEK

http://www.fashionunited.nl/Nieuws/Leads/Kust_bedreigd_door_wassen_polyester_kleding_2011112834609/ Hier kregen we toch wel enigszins een gevoel van onbehagen bij. https://www.rivm.nl/nieuws/pfas-in-zeeschuim-langs-nederlandse-kust    Maar ook hierbij...

Blij dat er nog bedrijfjes zijn die zich met onze toekomst bezig houden en met natuurlijke stoffen werken. Het wassen van polyester kleding draagt bij aan het zwerfafval in de oceanen, vooral in de kustgebieden. Onze vissen krijgen dat afval binnen. En wij eten de vissen vervolgens. Dat kan niet goed zijn. Ook als wij dat minuscule afval inademen, kan dat resulteren in tumoren.

Lees onderstaand artikel:

Kust bedreigd door wassen polyester kleding

maandag 28 november 2011

Door het thuis wassen van synthetische of polyester kleding in de wasmachine dragen mensen indirect bij aan de vorming van de 'plastic soep'. Het microplastic dat vrijkomt bij het wassen van synthetische kleding is vergelijkbaar met de drijvende vuilnisbelt met plastic rotzooi (vuilniszakken, plastic flessen maar bijvoorbeeld ook voetballen en legoblokjes) in de oceaan. Deze week - op 30 november en 1 en 2 december - organiseert de Plastic Soup Foundation een driedaagse campagne om Nederlandse consumenten bewust te maken van het plastic zwerfafval in de oceanen.

Piepkleine plastic deeltjes ofwel microplastic worden steeds vaker langs de kunstlijn aangetroffen en in leefgebieden voor vissen en zeedieren. Dit microplastic voegt zich niet bij ander (groter) afval in de zeestroom van de Grote Oceaan - de vuilnisbelt op zee waar de Verenigde Staten ongeveer twee keer in passen - maar zet zich af op de kustlijn waar dieren het binnenkrijgen. Dat blijkt uit onderzoek onder leiding van Dr. Mark Browne van University College Dublin, dat begin november is gepubliceerd in het Amerikaanse wetenschappelijk tijdschrift Environmental Science & Technology. De minuscule stukjes plastic bedreigen niet alleen de flora en fauna in het kustgebied, maar vormen ook een gevaar voor de volksgezondheid. "Wanneer mensen microplastic vezels inhaleren worden die opgenomen door de longen wat kan resulteren in tumoren. En van geverfd polyester en acrylstoffen is bekend dat zij eczeem kunnen veroorzaken," aldus Browne. Browne benadrukt dat het precieze gevaar voor mens en dier verder moet worden onderzocht.

De groep onderzoekers uit Ierland, Groot Brittannië, Australië en Canada analyseerde de herkomst van het microplastic op achttien locaties (zeewater en zandstrand) in zes continenten. In het wetenschappelijk artikel 'Accumulation of Microplastic on Shorelines Woldwide: Sources and Sinks' wordt geconcludeerd dat een groot deel van het microplastic via het riool in de oceaan terecht komt en vaak afkomstig is van het spoelwater uit wasmachines. Hoewel filtersystemen in de riolering veel rotzooi uit het rioolwater zeven, zijn die niet toegerust op het microplastic dat er grotendeels doorheen spoelt. Ook blijkt de concentratie microplastic in dichtbevolkte gebieden veel hoger dan elders.

Bij forensisch onderzoek kwam naar voren dat het microplastic veel overeenkomsten vertoont met de synthetische vezels in kleding. Polyester is relatief goedkoop, kreukvrij en slijtvast en het is dan ook een veelgebruikte textielsoort voor topjes en truien, ondergoed en dekens. De onderzoekers deden vervolgens experimenten met het wassen van kleding in drie verschillende huishoudelijke wasmachines (maar zonder wasmiddel) en ontdekten dat één kledingstuk meer dan 1900 vezels per wasbeurt kan afgeven. Grote boosdoeners zijn fleece kleding en dekens, bij het wassen daarvan komen naar verhouding de meeste plastic vezels vrij.

Maar het wassen van polyester kleding is niet de enige bron van microplastic in de oceaan. Stichting De Noordzee voert sinds september de ‘Ik scrub plasticvrij’ campagne tegen microplastic in verzorgingsproducten. "We hebben inmiddels een lijst met meer dan negentig verzorgingsproducten waarin microplastic zit," zegt woordvoerder Marchien de Ruiter. "Het gaat voornamelijk om scrubs en wasgels, maar ook om tandpasta, lipgloss en zelfs lenzenvloeistof. Op de verpakking heet dat meestal polyetheen, maar het is plastic dat ook via het riool in de zee belandt." De Ruiter bevestigt dat de gezondheidsrisico's van microplastic nog worden onderzocht, "maar als vogels en vissen het binnenkrijgen met hun andere voedsel of omdat ze het voor plankton aanzien, dan komt het ook in onze voedselketen terecht".

Onderzoekers adviseren modebedrijven en wasmachineproducenten nieuwe methodes te ontwikkelen en zo de afgifte van plastic vezels in het spoelwater terug te brengen. Ook extra filters in de rioolzuiveringssystemen zouden een remedie kunnen zijn. Gevreesd wordt dat de hoeveelheid microplastic door de groei van de wereldbevolking anders in veertig jaar tijd zal verdubbelen. Stichting De Noordzee heeft de producenten van verzorgingsproducten aangeschreven het polytheen uit te bannen. Ook is een handtekeningenactie gestart die inmiddels 3400 keer is ondertekend. Woensdag 30 november is het twaalfde duurzaamheidsconcres in Den Bosch, dat wordt geopend door Charles Moore, die in 1997 tijdens een zeiltocht de plastic soep ontdekte en daar als eerste aandacht voor vroeg.

Het kleine plaatje toont fragmenten van microplastic onder een microscoop (Copyright: Dr Mark Browne, University College Dublin en Environmental Science & Technology)

 

 

PFAS in zeeschuim langs Nederlandse kust

Zeeschuim langs de Nederlandse kust bevat PFAS (Per- en polyfluoralkylstoffen). Dit blijkt volgens het RIVM uit metingen die de provincies Zeeland, Noord- en Zuid-Holland hebben laten uitvoeren. Wat de aanwezigheid van PFAS in zeeschuim betekent voor de gezondheid van mensen is nog niet duidelijk.

PFAS (Per- en polyfluoralkylstoffen)-metingen vergelijkbaar met Vlaanderen

De metingen in Nederland volgen op onderzoek in Vlaanderen naar PFAS in zeeschuim (externe link). Uit de metingen blijkt dat de concentraties PFAS in het Nederlandse zeeschuim vergelijkbaar zijn met die in Vlaanderen.

Wat is zeeschuim?

Zeeschuim vormt zich van nature als algen in zee afsterven, maar kan ook ontstaan door vervuiling in het water. Met name wanneer er sprake is van wind. PFAS concentreert zich in het zeeschuim, waardoor zeeschuim veel meer PFAS bevat dan zeewater.   

Onvoldoende informatie voor volledige risicobeoordeling

Het is onduidelijk wat concentraties PFAS in zeeschuim betekenen voor de gezondheid van bijvoorbeeld zwemmers, surfers of strandwandelaars. Dit komt omdat informatie over hoeveel zeeschuim mensen binnenkrijgen bij verschillende activiteiten in zee of langs het strand ontbreekt. Er zijn geen gestandaardiseerde scenario’s om de blootstelling aan zeeschuim te kunnen bepalen en er zijn geen risicogrenswaarden voor PFAS in zeewater of zeeschuim. Daarnaast geeft het aantal beschikbare metingen nog geen goed beeld van hoeveel PFAS over het algemeen in zeeschuim voorkomt. De provincies hebben op twee momenten monsters laten nemen van het zeeschuim, op  in totaal 14 verschillende locaties aan de Nederlandse kust. Er was echter niet altijd voldoende zeeschuim aanwezig om te bemonsteren.

Dit alles maakt dat het op dit moment niet mogelijk is een wetenschappelijke uitspraak te doen over de blootstelling aan PFAS door contact met zeeschuim. Wel is het logisch dat blootstelling voorkomen kan worden door contact met zeeschuim te vermijden. 

 PFAS overal in onze leefomgeving

PFAS is overal in onze leefomgeving aanwezig en de aandacht daarvoor is de laatste tijd toegenomen. Zowel bij omwonenden als bij de politiek en in de media. Uit recent RIVM-onderzoek blijkt dat een groot deel van de Nederlandse bevolking via voeding en drinkwater al te veel PFAS binnenkrijgt. Dit maakt dat in principe elke extra blootstelling onwenselijk is.  

Het RIVM werkt aan een landelijk beeld van de verschillende PFAS-bronnen waaraan mensen blootstaan, en hoeveel PFAS die bevatten (zie Onderzoeksprogramma PFAS). Zo wordt duidelijker wat er gedaan kan worden om de totale PFAS-blootstelling omlaag te brengen. Ook draagt het RIVM bij aan het voorstel voor een Europees verbod op PFAS.

 

http://www.demorgen.be/dm/nl/2462/Standpunt/article/detail/1540251/2012/11/27/De-prijs-van-een-goedkope-prijs.dhtml

De prijs van een goedkope prijs

OPINIE − 27/11/12

"Heel misschien kan deze ramp ertoe bijdragen dat er sneller werk wordt gemaakt van een minimumcharter over lonen en werkomstandigheden

Gek is dat, hoe onze psychologie soms in elkaar zit. Zeshonderd euro voor een nieuwe iPhone, daar sparen we dan wel even voor, maar de prijs lijkt ons niet onoverkomelijk voor een technologisch hebbeding. Een etentje met vrouwlief voor een speciale gelegenheid mag ook best 100 euro kosten. Maar o wee als we voor een T-shirt meer dan enkele euro's zouden moeten neertellen. Want kleren, dat zijn we zo gewoon geworden, mogen echt haast niets meer kosten.

De prijs voor die mentaliteit is pijnlijk duidelijk geworden in Dhaka, Bangladesh, waar 112 doden vielen in een textielfabriek. Met geen of minimale brandveiligheidsvoorzieningen. Waar mensen werken tegen een loon van zeggen en schrijven 30 euro per maand. Ngo's die de situatie monitoren zeggen dat je je de film Daens moet voorstellen, maar dan nog wat erger.

Volgens het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties leeft bijna 90 procent van de bevolking er onder de armoedegrens, ook zij die werk hebben in de textielfabrieken. Ruim 4 miljoen mensen werken in de kledingindustrie van Bangladesh. Ze maken geen kleren voor zichzelf, maar voor ons. H&M, C&A, Carrefour, Inditex, Wallmart, Zara, er is geen grote keten te vinden die geen beroep doet op het lagelonenleger uit Azië. De fabriek waar de brand woedde was bezig met een order van 220.000 sweatshirts voor C&A. Het bedrijf haastte zich gisteren om haar medeleven te betuigen met de getroffen families en de slachtoffers.

Nee, C&A moet niet extra met de vinger gewezen worden. De hele textielindustrie heeft haar businessmodel gebaseerd op lage lonen, slechte werkomstandigheden, en een marketing waar meer op lage prijs dan op kwaliteit gespeeld wordt. Niet alleen de kwaliteit van het kledingstuk, maar ook de kwaliteit van de omstandigheden waarin het gemaakt wordt. Het is ook niet dat er geen inspanningen geleverd worden. Alleen gebeuren ze mondjesmaat, met muizenstapjes, en vaak te laat.

En achter de hooggestemde beloftes en charters van de bedrijven blijft een bittere realiteit leven: die van honderdduizenden die uitgebuit worden omdat we het zo gewoon zijn geworden. Misschien, heel misschien, kan deze ramp ertoe bijdragen dat er sneller werk wordt gemaakt van een minimumcharter over lonen en arbeidsomstandigheden.

Maar het zou ook een beetje te makkelijk zijn alleen de textielketens de schuld te geven. Iedere keer dat wij zelf een T-shirt kopen tegen een ridicule prijs, zouden we niet trots moeten zijn dat we zo een koopje gedaan hebben. Want we weten eigenlijk verdomd goed tegen welke menselijke kostprijs dat soldenkoopje in onze handen is gevallen."

 

https://www.change.inc/circulaire-economie/textielverwerkers-verdrinken-in-goedkoop-polyester-sector-in-staat-van-crisis-41158?utm_campaign=NB%20CI%20dagelijks%20en%20wekelijks&utm_medium=email&_hsenc=p2ANqtz-8jPq36x_U0YR6O6LhS8GNcVwBdg9GSA9rVStEfCZX9VMV3iBlLI2v2LI8sgdT4fGdZDuRtXJi3vG5PNbKb2JczQnnAug&_hsmi=318739037&utm_content=318739037&utm_source=hs_email

Textielverwerkers verdrinken in goedkoop polyester: ‘Sector in staat van crisis’

Het gaat niet goed met de textielrecyclingindustrie in Nederland. Mede door de razendsnelle opmars van Shein en Temu keldert de kwaliteit van wat er in textielbakken wordt gegooid. Voor wat wel doorverkocht kan worden, is wereldwijd veel minder interesse. De sector probeert de regie terug te pakken. 'We hebben geld nodig, en tijd.’

Getty Images 1190607152

Staat van crisis

Het gaat niet goed met de textielrecyclingindustrie in Nederland, zegt mede-eigenaar en corporate communications executive Mariska Boer tegen MT/Sprout. “Ik zou liever een vrolijker verhaal vertellen, maar de realiteit is dat ons verdienmodel onder druk staat. Dat geldt niet alleen voor Boer Group, maar voor de hele sector.”

Boer is ook voorzitter van de Vereniging Herwinning Textiel (VHT), die de afgelopen maanden meerdere keren de noodklok luidde. Volgens de belangenvertegenwoordiger verkeren de textielrecyclingindustrie en in het bijzonder de sorteerbedrijven in een ‘staat van crisis’.

Meer kopen, meer weggooien

Deskundigen onderschrijven de problematiek. “De sector staat gigantisch onder druk”, zegt Kim Poldner. Ze is lector circular business aan de Haagse Hogeschool en bijzonder hoogleraar circulaire en regionale economie aan de Universiteit van Groningen. “Een belangrijke oorzaak is de razendsnelle opkomst van fast fashion en met name ultra fast fashion. Die hebben een enorme verschuiving in het modelandschap veroorzaakt.”

Uit onderzoek blijkt dat het aantal kledingaankopen per persoon tussen 2000 en 2014 wereldwijd met 60 procent is toegenomen, terwijl die items slechts half zo lang worden bewaard. En toen moest de ‘wegwerpmode’ van de Chinese kledingreuzen Shein en Temu nog komen: met een jaaromzet van 45 miljard dollar is eerstgenoemde Zara-eigenaar Inditex (35,9 miljard) en H&M (21 miljard) inmiddels in grootte voorbij.

Wat dat met ons consumptiegedrag doet? Tegenwoordig koopt de gemiddelde Nederlander zo’n 46 nieuwe items per jaar en gooit er 40 weg. Poldner: “En wat in die bakken belandt, is van steeds mindere kwaliteit.”

Niet in de textielbak, maar op Vinted

Dat doet ertoe omdat de sector juist daar zijn geld mee verdient. Het verdienmodel is heel simpel, schetst Charles Graft, directeur bij stichting Sympany. “We zamelen afgedankt textiel in, sorteren het en verkopen het per kilo. De opbrengst zit in het verschil tussen de in- en verkoopprijs, minus de gemaakte kosten.”

Items die op de West-Europese markt afgezet kunnen worden – denk aan een goeie Levi’s 501 spijkerbroek – leveren logischerwijs het meest op. “Dat aandeel is fors afgenomen, ook omdat mensen dat soort stukken tegenwoordig liever via Vinted verkopen.” Kleding die minder mooi of hip is – ook de tweedehandsmarkt kent trends – belandt via opkopers in het tweedehands circuit in Oost-Europa, Afrika en Zuid-Amerika.

Zes jaar geleden werd 84 procent van alle in Nederland ingezamelde kleding geëxporteerd (Massabalans Textiel 2018). Dat aandeel krimpt rap nu er steeds meer kleding van Shein en Temu in de textielbakken wordt gegooid, zegt Boer. “Qua hergebruik is daar niets mee aan te vangen. Recycling is ook geen optie, want de kleding is grotendeels van polyester en er zijn nog geen goede technieken om dat op grote schaal te recyclen.”

‘Fast fashionwoestijn’

Niet alleen de instroom vertroebelt, ook de afzet stokt, zegt Graft. “Dat begon met de oorlog in Oekraïne, net als Rusland een grote afnemer. We hebben ook last van de onrust in de Sahel-landen en daarnaast is door het conflict tussen Israël en Hamas, en de aanvallen van de Houthi-rebellen op de Rode Zee, ook de Arabische markt verstoord. Onrust betekent minder liquiditeit. De geldstromen zijn gewoon opgedroogd.”

Ander punt is dat sommige landen, zoals Oeganda, de afdankertjes uit het Westen niet meer willen hebben. Omdat de instroom de lokale textielindustrie in de weg zit of alsnog als afval eindigt – berucht is de ‘fast fashionwoestijn’ in Chili.

Of ze vervangen de westerse kleding voor iets anders, ziet Mariska Boer. “Wij krijgen meer en meer te maken met concurrentie van goedkoper tweedehands textiel uit China en bovendien winnen Shein en Temu ook terrein in onze afzetmarkten.”

35 miljoen kledingstukken over

Het gevolg is dat de verkoopprijzen voor gesorteerde tweedehands kleding in de eerste helft van 2024 met meer dan 30 procent zijn gedaald, blijkt uit cijfers van VHT. Als het al verkocht wordt, want de voorraden zijn volgens de brancheorganisatie ‘extreem’ opgelopen.

Ook textielinzameler Sympany kampt met een overaanbod, vertelt directeur Charles Graft. “Onze voorraad is 30 procent hoger dan normaal, dat gaat over 2 tot 3 miljoen kilo textiel extra. We zijn veel geld kwijt aan extra opslagruimte in een tijd waarin de kosten al fors stijgen, want de minimumlonen zijn ook verhoogd. Sorteren is mensenwerk, het wordt grotendeels handmatig gedaan.”

Aankoopprijs omlaag

De sector probeert de regie terug te pakken. Door processen efficiënter in te richten en strakker op de kosten te zitten; zo onderzoekt Boer Group of een deel van het sorteerwerk naar Oost-Europa kan worden verplaatst. Maar omdat het proces nu eenmaal arbeidsintensief is, is de belangrijkste knop waaraan gedraaid kan worden die van de aankoopprijs.

Inzamelaars betalen om textielcontainers in gemeenten te mogen plaatsen. Op zich is dat logisch omdat afgedankt textiel, hoewel het wettelijk gezien afval is, allesbehalve waardeloos is. Zo’n aanbieding gaat meestal naar de hoogste bieder: om een aanbesteding binnen te krijgen, drukken partijen elkaar de markt uit, schreef Trouw eerder dit jaar.

Nu de markt op zijn gat ligt, gaat die vlieger niet meer op, zegt Graft. “We zijn met onze partners in gesprek gegaan om te kijken of we dat niet anders kunnen inrichten. Dat zij de transportkosten op zich nemen, bijvoorbeeld. Een aantal gemeenten is heel schappelijk, die denken echt met ons mee.”

Boer: “Om concurrerend te blijven, móét de inkoopprijs omlaag. In de huidige situatie zouden gemeenten ons eigenlijk moeten betalen om het textiel over te nemen, niet andersom.”

De vervuiler betaalt

Op recent geïntroduceerde wetgeving die de circulaire economie moet aanzwengelen, de UPV Textiel, zijn de marktpartijen kritisch. De wet is sinds juli 2023 van kracht en maakt modemerken en retailers verantwoordelijk voor de afvalfase van de kleding die ze in Nederland op de markt brengen. Ze moeten jaarlijks verslag doen van de hoeveelheid textiel die ze verkopen en aantonen wat er met het restmateriaal gebeurt.

Ook worden ze verplicht een systeem op te zetten om meer kleding in te zamelen, meer hergebruik mogelijk te maken en meer te recyclen. Dat moeten ze zelf financieren, volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. Inmiddels zijn er drie stichtingen opgericht die dat als collectief willen faciliteren.

De bekendste is Stichting UPV Textiel, geïnitieerd door brancheorganisaties Modint en Inretail, waaraan de 600+ deelnemers jaarlijks een bijdrage leveren, afhankelijk van het aantal verkochte kilo’s. Daarnaast zijn producentenorganisaties European Recycling Platform Netherlands en Collectief Circulair Textiel actief.

Systeem overeind houden

Hoeveel geld er op die manier exact beschikbaar komt en hoeveel daarvan richting de bestaande infrastructuur gaat vloeien, weten Boer Group en Sympany niet. “Terwijl we die support hard nodig hebben om het systeem overeind te houden”, zegt Boer. “Het gaat ons veel te langzaam.”

“Ik snap het ergens ook. Modebedrijven hebben het al moeilijk genoeg, die zitten niet te wachten op nog meer administratie en financiële rompslomp. Mijn indruk is dat ze de boel bewust vertragen. In hun positie had ik misschien hetzelfde gedaan.” Graft knikt: “Ze hebben er niet zoveel mee te winnen, hè? Het model van reuse en recycling druist dwars tegen hun verdienmodel in.”

Hoogleraar Poldner onderschrijft het probleem. “De UPV Textiel is nog steeds niet goed van de grond gekomen. Dat er drie producentenorganisaties zijn opgetuigd, omdat niet iedereen het eens is met de voorwaarden van Modint en Inretail, helpt ook niet.”

“Op zich heb ik vertrouwen in de UPV als instrument. Als de marktpartijen de krachten bundelen om beter en efficiënter in te zamelen en daarvoor een aanvullende pot geld beschikbaar komt, kan de wet wel degelijk verschil maken. Maar het landschap is versnipperd geraakt, terwijl de nood nu zo hoog is.”

Businessmodel omgooien

De financiële steun is namelijk ook nodig om tijd te kopen. Tijd om het businessmodel om te gooien, welteverstaan. De industrie moet wel, stelt Graft. “Nu is 75 procent van de kleding die we inzamelen herdraagbaar, maar met de verslechterende kwaliteit van de aanvoer verwacht ik dat dat gaat terugvallen naar 30 tot 40 procent.”

Daarom zet Sympany sterker in op recycling. De stichting heeft sinds 2020 een belang in de Twentse startup Saxcell, een spin-off van hogeschool Saxion, dat een methode ontwikkelde om door middel van chemische recycling nieuwe vezels te maken van afvalkatoen.

Boer Group bewandelt dezelfde weg. Zes jaar geleden lijfde het concern textielrecyclingbedrijf Frankenhuis in. Met oog op de toekomst, blikt Mariska Boer terug. “We sorteerden met deze overname voor op een groter aandeel recycling.” Sindsdien wordt er in Almelo hard aan de weg getimmerd – naar eigen zeggen verwerkt Frankenhuis 600.000 kilo ‘post-consumer’ textiel per maand tot vulmateriaal en nieuwe vezels – maar het probleem is dat niemand het eindproduct wil hebben.

5 procent is genoeg

Frankenhuis heeft een eigen merk van gerecyclede garens, FFIBR. Daar is volgens Boer op dit moment simpelweg geen vraag naar, omdat het voor modebedrijven nog altijd goedkoper is om zogenaamde virgin materialen te gebruiken. Wetgeving is de enige oplossing, stelt ze.

Vorige maand is de Ecodesign for Sustainable Products Regulation (ESPR) in werking getreden in Europa. Lidstaten hebben twee jaar de tijd om de richtlijn in nationale wetgeving om te zetten. “Maak het als onderdeel van de ESPR verplicht dat 5 procent van de gebruikte materialen uit post-consumer textiel moet bestaan. 5 procent, dat is genoeg om het vliegwiel aan te zwengelen.”

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op MT/Sprout.